Soms – of beter: vaak- lijken zaken die je leest of hoort, naadloos aan te sluiten bij wat op dat moment in je leven speelt. ‘Hoogbegaafden kunnen moeite hebben met kiezen, omdat ze in een situatie zo veel verschillende mogelijkheden tegelijk zien. En welke keuze is dan de beste?’, las ik onlangs ergens.

Kiezen komt in elk beroep voor. Als ‘manager’ word ik geacht snel te kunnen beslissen. Dat hoort bij de standaard functie-omschrijving van een leidinggevende: ‘snelle beslisser.’ Twijfelen wordt gezien als teken van zwakte. In de praktijk valt dat als schooldirecteur wel mee: er zijn maar weinig momenten dat ik echt in een split second hoef te beslissen. Ik durf dan ook wel te zeggen: ‘Daar moet ik even over nadenken.’ Dat wil ik nu eenmaal graag.

Maar als het echt snel moet, dan lukt dat ook wel hoor.
In mijn werk dan.
Mijn planken…da’s een ander verhaal.

Het moeilijke met kiezen is natuurlijk niet dat wat je kiest, maar dat wat je niet kiest. Het verdriet over alles wat je niet kunt kiezen is nu eenmaal groter dan de vreugde over wat je wel gekozen hebt. Dat blijkt uit allerlei onderzoeken.
Dus als ik 30 boeken op mijn plank zet, dan ben ik treurig over 300 boeken die er niet op komen.
Als ik mijn planken vul met 50 CD’s, dan rouw ik over 500 CD’s die ik niet kies.
Als ik mijn vrouw op de  plank zet, dan…
O nee, dat zouden we niet doen.

Voordat je gekozen hebt, ligt de hele wereld nog open. Elk denkbaar alternatief kan dan nog waarheid worden, elke fantasie kan nog uitkomen. Dat denk ik soms over mijn werk ook: ‘Ik heb nog niet echt gekozen, hoor, dit doe ik maar tijdelijk. Ik kan nog alle kanten op.’ Het ‘later als ik groot ben’-gevoel, zeg maar.
Ja ja.
Je bent wel vijftig hoor John, hoe lang blijf je jezelf nog voor de gek houden? Een carrière als popartiest of voetballer zit er echt niet meer in.
Maar adviseur? Interim-directeur? Filosoof? Schrijver?
Het is natuurlijk gemakkelijker, comfortabeler om niet te kiezen, maar te dromen. Dromen van wat ik allemaal zou kunnen doen. Op die manier houd ik alle opties open en hoef ik niet te treuren over wat ik niet kies.
Is dromer een beroep?
Ik geloof het niet, maar het is wel een prettige manier om de tijd door te komen. In mijn hoofd leven. Dat zullen velen van mijn lezers wel herkennen. En voor dromen is ruimte nodig, ruimte in mijn hoofd.
Ruimte op mijn planken.
Ik merk wel dat mijn lege planken me al ruimte opleveren: ruimte om toch weer eens over een cabaretprogramma na te denken, ruimte om over de inhoud van mijn werk te mijmeren, ruimte om een boek, waar ik al lang aan schrijf, toch maar eens af te maken. Misschien zijn al die dingen wel de dingen die op mijn planken thuishoren, maar op het moment dat ik ze erop zet, ben ik bang dat ik de lege ruimte zal missen.

Ik vul mijn tijd dus, maar laat mijn planken nog maar even leeg.