Net als misschien wel het grootste deel van alle hoogbegaafden, houd ik doorgaans mijn mond over mijn eigen hoogbegaafdheid. Je zou dat misschien niet denken als je mijn boek, blogs, artikelen en reacties op social media leest, maar ik hou me ook graag van de domme. Dat had ik niet eens zo in de gaten, tot mijn vriendinnen me enigszins verbijsterd kwamen feliciteren na afloop van de lancering van mijn boek ‘Mijn hoogbegaafde kind en ik’. Ze wisten wel dat ik het druk had gehad met interviews die mij enorm raakten, met ouders die worstelden met de onvermoede hoogbegaafdheid van hun kind en vaak ook van zichzelf. Ze wisten ook dat ik soms huilend zat te typen, omdat ik het allemaal zo erg vond, want dat had ik wel gedeeld. Alleen hadden ze nog niet van mij begrepen waarom het mij persoonlijk zo raakte. Ik was blijkbaar in al die jaren vergeten te melden dat ik zelf hoogbegaafd ben. Waarom eigenlijk?

Schuld

Het is makkelijk om daar anderen de schuld van te geven. Een paar van die types die ooit pesterig of in een kwaaie bui hebben gezegd ‘jij denkt toch dat je zo slim bent?’ als je iets niet begrijpt, of iets ‘doms’ gedaan hebt. Ik heb blijkbaar besloten dat ik die vernedering eenvoudig kon voorkomen door het er gewoon niet over te hebben.

Ook op school maakte het geen verschil, toen Mensa me een IQ-diploma toestuurde. Ik zat in 3 of 4 VWO en ik deed precies genoeg mijn best, dus de school zag geen noodzaak om mijn hersens eens een portie leren-leren te geven. Na nog wat jaren van voornamelijk buitenschoolse activiteiten en weinig leren was ik klaar voor een miserabele studietijd en een reeks van dropping-outs.

Onvermogen

Voor mij is die hele studieperiode nog steeds pijnlijk en verdrietig. Ik had echt graag meer  gestudeerd en meer geleerd en meer geweten – en meer diploma’s behaald. Ik begreep alleen werkelijk met al mijn inzet niets van het onderwijssysteem, ik kon theorie niet bevatten en niet opslaan, en ik werd er letterlijk ziek van. Op weg naar de universiteit ben ik geregeld omgekeerd, zo misselijk was ik dat ik er van moest overgeven.
Op de een of andere manier werd ik door mijn eigen lichaam geblokkeerd: zelfs bij de interessantste colleges tolde mijn hoofd mij in slaap. Bizar, want in mijn eigen bed deed ik uren over in slaap vallen. Ik begrijp nog steeds niet hoe dat kan, want het is altijd zo gebleven, ook toen ik het opgaf met studeren. Ik ben zelfs opgehouden met voor mijn plezier avondstudies te volgen.

(Mocht iemand zich hier in herkennen: ik hoor het graag! Ook als je hier meer informatie over hebt. En misschien zelfs wel als je een wetenschapper bent en onderzoek doet naar dit fenomeen en mijn brein in plakjes wilt snijden – maar voor dat laatste nog wel wat bedenktijd alsjeblieft.)

Zonder de benodigde diploma’s kwam ik terecht in baantjes waar ik eigenlijk onder mijn niveau zat te werken, al moest ik dat eerst op een andere manier zien te bewijzen. En ik was niet zeker genoeg van mezelf om me te profileren in een organisatie.

Van de domme

Afijn, zo leidde van alles tot ‘ik houd me liever van de domme’. Er zijn allerlei redenen voor te bedenken. Meestal mompel ik iets over onderpresteren, of ik haal gewoon mijn schouders op, als vrienden en andere lieve mensen opmerken ‘Ben jij hoogbegaafd? Maar daar merk ik helemaal niets van!’
En in sommige gevallen houd ik lekker mijn mond en denk ik met een grijns ‘it takes one to know one’.