Zijn gezicht, zijn houding, zijn hele lijf straalt uit: foute boel. Zijn moeder weet al beter dan haar armen om hem heen te slaan, zoals toen hij nog klein was. Eerst maar thuis komen.

Onderweg van school naar huis zegt hij niets, ook niet als zijn moeder voorzichtig informeert of er iets gebeurd is.

Voeten vegen wordt stampen. Zijn tas vliegt in de hoek. Hij loopt zonder oogcontact te maken langs zijn moeder en roept brutaal om snoep. Ze merkt sussend op dat hij even rustig moet gaan zitten, kopje thee…
Woest smijt hij de keukenla dicht.
‘Wat is er nou?’ vraagt zijn moeder.
‘Wat kan jou dat schelen’ mompelt hij.
‘Heel veel’ merkt ze op.
‘Jij snapt mij toch niet!’ roept hij voor hij naar de gang loopt. En voor hij zijn kamerdeur dichtsmijt: ‘NIEMAND SNAPT MIJ!’

Herkenning

Veel ouders van een hoogbegaafd kind zullen dit herkennen. De meisjesversie gaat vaker gepaard met snikken en een bibberstem. Maar het komt op hetzelfde neer: de frustratie waarmee veel hoogbegaafde kinderen uit school komen, het onvermogen er over te praten en de woede die ontstaat bij steeds weer niet begrepen worden – en niet begrijpen waaróm. Waarom steeds dezelfde lesjes? Waarom ‘de meeste stemmen gelden’ en dan wéér dat stomme spel doen? Waarom nog honderd sommen als de eerste tien goed waren?

Het zijn vaak eenvoudige dingen die enorm kunnen oplopen, omdat ze dag in dag uit voorkomen in het leven van hoogbegaafde kinderen. Als daar dan iets heftigers bovenop komt, valt het nog niet mee om dat te herkennen. Niet als ouder en niet als kind. Als je het als kind al niet begrijpt, hoe moet je dan antwoord geven als je vader of moeder vraagt wat er aan de hand is?

Van kwaad tot erger

‘Schaken is voor sukkels’. Eigenlijk is dat het enige wat er gebeurd is: dat werd geroepen in de klas. De juf had daar alleen op gereageerd met ‘niet zo schreeuwen’. Waarom had zij niet gezegd dat dat onaardig is? En waar had dat kind het eigenlijk over? Zij heeft vast zelf nooit geschaakt; maar toch zal het grootste deel van de groep weer naar haar luisteren en nu dezelfde mening hebben. Zoals altijd. Weer werd hij buitengesloten.

Wat heeft hij er aan om het zijn moeder te vertellen? Ze zegt vast ‘laat ze kletsen. Schaken is juist helemaal niet voor sukkels. Trek je er niets van aan.’
Wat weet zijn moeder er nu van, hoe het werkt in de klas. Een paar kinderen bepalen, en de rest denkt dat het zo is. Net als politici, net als de ergste machthebbers, net als oorlogsaanvoerders die miljoenen mensen hebben vermoord.

Klop, klop… de deur op een kier. ‘Was school niet leuk?’ vraagt zijn moeder zacht.
‘Jij stuurt mij eigenlijk gewoon naar Hitler!’ roept hij en aan haar reactie ziet hij dat hij te ver gaat, dat ze natuurlijk niets weet van al die stappen in zijn hoofd, waardoor het wél logisch is wat hij zegt. Hij vreest haar schrik en dat ze haar geduld verliest of dat ze de deur dichttrekt en hem alleen laat, alles tegelijk. En hij vecht tegen de tranen die op zijn keel duwen. ‘Jij snapt mij niet!’

Ze komt naast hem zitten op het bed. ‘Snap jij jou wel?’
En dan is er niets meer aan te doen, behalve zijn hoofd heel hard in het kussen drukken.